Op basis van de actuele inzichten uit de Markt-, Grond- en Vastgoedrapportage Rotterdam is door middel van een risicoanalyse het financiële effect bepaald van de risico's die volgen uit de marktanalyse van wonen en werklocaties, en van de algemene prijsontwikkelingen. Hiervoor zijn de omgevingsrisico's vertaald in verschillende scenario's. De benodigde weerstandscapaciteit voor de grondexploitatieportefeuille wordt berekend als het verschil tussen het huidige ingerekende scenario (base-case) en een realistisch worst-case scenario. Door de huidige volatiele markt ligt het worst-case scenario op dit moment beduidend dichter bij het base-case scenario dan voorgaande jaren, wat leidt tot een relatief lage benodigde weerstandscapaciteit. |
Bij het verstrekken van leningen en het verlenen van garanties loopt de gemeente het risico dat de betrokken partijen niet aan hun financiële verplichtingen kunnen voldoen en de gemeente financiële schade oploopt. De gemeente berekent de risico’s op wanbetaling van de betreffende geldnemers aan de hand van een methodiek die ook wel door banken wordt gehanteerd. |
| 30% | 0 | 55.000 | 2025 |
| 40% | 0 | 55.000 | 2026 |
| 30% | 0 | 55.000 | 2027 |
| 25% | 0 | 55.000 | 2028 |
Het BUIG-saldo is het verschil tussen de inkomsten die Rotterdam van het Rijk ontvangt voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen (het BUIG-budget) en de verstrekte bijstandsuitkeringen aan Rotterdammers. Het verwachte BUIG-saldo voor het lopende en volgende begrotingsjaar worden in de exploitatiebegroting verwerkt. Het risico is dat het geraamde BUIG-saldo negatiever uitpakt. Specifieke risico's zijn:• Als het Rotterdamse bijstandsvolume een ongunstigere ontwikkeling van het aantal uitkeringen kent dan het landelijke bijstandsvolume zal dit leiden tot een financieel tekort.• In de huidige begroting is voor het BUIG-budget uitgegaan van het nader voorlopig budget 2024 (gepubliceerd eind april 2023). Mede op basis hiervan zijn inschattingen gemaakt voor het BUIG-budget 2024 en 2025. Eind september 2024 wordt het definitief budget 2024 en het voorlopig budget 2025 gepubliceerd. Een risico is dat het BUIG-budget lager is dan waar in de begroting van is uitgegaan. • In de Voorjaarsnota 2024 is voor het jaar 2024 uitgegaan van een risico van 25%. Gezien het huidige verloop van het bijstandsvolume (t.o.v. het landelijke gemiddelde) wordt een kans op een groter BUIG-tekort dan waar in de begroting van is uitgegaan verlaagd naar 10%. Voor de overige jaren is het risico gelijk gebleven. • In 2025 is het verwachte tekort verwerkt in de begroting, maar is het risico hoger dan in 2024 vanwege de grotere onzekerheid over de ontwikkeling van het (Rotterdamse en landelijke) bijstandsvolume en het BUIG-budget in 2025.• In de huidige begrotingssystematiek wordt ervan uitgegaan dat in het jaar 2026 en verder de uitkeringslasten gelijk zijn aan het BUIG-budget (het BUIG-saldo is dus nul). Gezien de tekorten in 2024 en 2025 is er een hogere kans op tekorten in 2026 en verder. Voor 2027 en 2028 daalt het risico t.o.v. 2026 waarbij wordt verondersteld dat door het treffen van gerichte maatregelen (bv door het maken van afspraken met SZW m.b.t. het BUIG-budget of inzet van specifiek beleid) de kans op een BUIG-tekort gaat afnemen.Voor het bepalen van het maximale tekort op de BUIG wordt uitgegaan van 10% van de BUIG lasten (circa € 550 mln). Voor een eventueel extra tekort kan namelijk een beroep worden gedaan op de vangnetregeling (voor zover dat extra tekort door de accountant als rechtmatig is beoordeeld en niet wordt gecompenseerd door meevallers uit de voorgaande twee jaren). |
| 50% | 0 | 12.601 | 2025 |
| 50% | 0 | 27.854 | 2026 |
| 50% | 0 | 34.781 | 2027 |
| 50% | 0 | 36.813 | 2028 |
Bij toekomstige financiering loopt de gemeente een renterisico. Dit is het risico dat de marktrente waartegen wordt geleend hoger uitvalt dan eerder is geraamd. Tevens bestaat er een renterisico op het moment van renteherziening bij een lopende lening. Een stijging van de rentetarieven ten opzichte van de begroting leidt namelijk tot hogere rentelasten. Bij het berekenen van de benodigde weerstandscapaciteit wordt er vanuit gegaan dat een structurele rentestijging van 2% ten opzichte van de verwachtingen moet kunnen worden opgevangen. |
| 50% | 0 | 22.000 | 2027 |
| 50% | 0 | 33.000 | 2028 |
Het vervolgtraject van de herijking van het gemeentefonds (w.o. onderzoeken grootstedelijke kosten, centrumfunctie en overige eigen middelen) vanaf 2026 en het periodieke onderhoud van het gemeentefonds vanaf 2026 kan tot een lager gemeentefonds leiden. |
| 25% | 0 | 10.000 | 2025 e.v. |
Risico dat -landelijke- declaraties bij het BTW-compensatiefonds (BCF) zich anders ontwikkelen dan geraamd. |
Risico dat de bestaande verdelingsmaatstaven zich anders ontwikkelen dan geraamd. |
Nog niet afgesloten cao voor een deel van het jaar 2025 kan leiden tot financiële consequenties. De huidige CAO loopt t/m maart 2025. Het opgenomen risico is een financiële vertaling van ongeveer 2% hogere uitkomst dan geraamd. E.e.a. heeft in principe een doorwerking naar het indexeringspercentage van subsidies en andere afgeleide indices. Gezien de relatief hoge cao van 2024 (6%). |
De begrote en gerealiseerde OZB-opbrengsten kunnen van elkaar afwijken. Oorzaken zijn onder meer het continu in beweging zijn van de stad en het daardoor niet vaststaan van de grondslag, onzekere uitkomsten van beroeps- en bezwaarprocedures en effecten van de conjunctuur op de waardeontwikkeling en oninbaarheid. |
In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeenten, wat gepaard ging met forse bezuinigingen én een geheel nieuwe werkwijze. Door de zorg dichterbij te organiseren worden meer Rotterdammers bereikt met hogere zorguitgaven tot gevolg. Met de invulling van de Ambtelijke Opdracht Zorg is meerjarig een sluitende zorgbegroting neergelegd. Het risico bestaat echter dat de hierin gepresenteerde en in de hierop aansluitende bestuursopdracht nader uit te werken kostenbeheersingsmaatregelen, onvoldoende effect sorteren. De zogeheten compensatieplicht uit de Wmo 2015 ligt hier mede aan ten grondslag (gemeenten dienen iedereen die In 2015 is de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) overgedragen aan gemeente. Iedereen die op basis van deze wetten zorg vraagt en geïndiceerd krijgt, dient die zorg ook te krijgen (compensatieplicht). Door de zorg dichterbij te organiseren worden meer Rotterdammers bereikt met hogere zorguitgaven tot gevolg. Met de Bestuurlijke Opdracht Zorg wordt het afremmen van de groei in de zorg nagestreefd. Het risico bestaat dat de zorguitgaven ondanks de (deels nog in te vullen) beheersingsmaatregelen buiten de budgettaire kaders treden. |
| 35% | 0 | 15.000 | 2026 e.v. |
Het ambitieniveau m.b.t. de Bestuurlijke Opdracht Zorg wordt verhoogd. Het risico bestaat dat dit hogere ambitieniveau niet (volledig) wordt gerealiseerd |
| 50% | 0 | 55.000 | 2026 e.v. |
In het Coalitie-akkoord is besloten tot het in de begroting opnemen van extra baten vanuit het Rijk voor de gemeentelijke uitvoering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning, vanuit een daarop gerichte lobby richting het Rijk. Ingeboekt is een bedrag van € 20 mln in 2024, € 40 mln in 2025 en € 60 mln in 2026 en alle jaren erna. Hiervan is inmiddels ongeveer € 5 mln m.i.v. 2025 gerealiseerd. Dit betekent dat er in onze boeken nog € 20 mln in 2024 openstaat, € 35 mln in 2025, en € 55 mln in 2026 en alle navolgende jaren.De inboeking van de extra baten vormde een gedeeltelijke oplossing van het ten tijde van het Coalitie-akkoord actuele budgettaire knelpunt in de zorg. Grofweg is hiermee destijds 1/3 deel van het totale knelpunt opgelost. Eveneens 1/3 deel is toen opgelost vanuit de algemene middelen, en 1/3 deel met (nog te concretiseren) maatregelen die leiden tot besparingen in de zorglasten. Er is inmiddels een onderzoek gestart in opdracht van het ministerie van VWS naar de financiële houdbaarheid van de Wmo, waar ook de VNG bij betrokken is. De onderzoeksresultaten worden niet eerder dan eind 2024 verwacht. Daarom wordt het nu - begin 2024 - niet meer realistisch geacht dat het voor 2024 ingeboekte bedrag gerealiseerd gaat worden, en is het voorstel om dit nu als tegenvaller in het financiële beeld te verwerken. Er zijn nog wel kansen op het realiseren van de voor 2025 en verder ingeboekte bedragen. In het financiële beeld zoals dat nu is opgelijnd, blijven de voor 2025 en latere jaren ingeboekte bedragen staan. Belangrijk is om op te merken dat dit een (aanzienlijk) risico oplevert dat er in de komende jaren nieuwe tegenvallers op de lobbyreeks moeten worden geïncasseerd.Tot nu toe was er een risico van € 20 mln opgenomen (voor alle jaren), met een kans van optreden van 50%. Voorstel is om dit risico op te hogen naar € 35 mln in 2025 en € 55 mln in 2026 en latere jaren, met een kans van optreden van 50%. |
Voorheen ontving de gemeente Rotterdam een vast jaarlijks bedrag van het Rijk voor het ruimen van bommen. Met ingang van 2015 geldt een nieuwe regeling. Op grond daarvan subsidieert het Rijk 70% van de ruimingskosten. Dit betekent dat de gemeente Rotterdam voor de overige 30% zelf dekking moet vinden. Het uitgangspunt is dat er niet meer actief geruimd wordt en dat er zoveel mogelijk kosten ten laste van gemeentelijke projecten worden gebracht. Uiteindelijk bestaat een risico dat geraamd wordt op € 9,0 mln. |
Om binnen een groot project financiele tegenslagen te kunnen opvangen, maakt een risicoreserve (ook wel genoemd: risico-opslag of post onvoorzien) deel uit van de projectkostenraming. De risicoreserve ziet toe op de risico's die specifiek voor het project gelden. Het projectbudget wordt conform deze projectkostenraming bepaald, aangevuld met een onzekerheidsreserve. De onzekerheidsreserve biedt aanvullende zekerheid dat het project, bij een gelijkblijvende scope, binnen het beschikbare budget wordt afgerond. In aanvulling hierop wordt bij de berekening van de benodigde weerstandscapaciteit rekening gehouden met het risico dat het totaal van alle projectbudgetten, ondanks het aanhouden van deze reserves, overschreden wordt. Gelet op het feit dat sinds 2017 wettelijk is voorgeschreven dat nagenoeg alle investeringen in materiele vaste activa (i.c. het gros van de projectuitgaven) moeten worden geactiveerd en afgeschreven, waardoor hogere projectuitgaven worden uitgesmeerd over de jaren waarin de gerealiseerde activa worden afgeschreven, is bij de eerste herziening 2022 het maximale risico waarmee traditioneel werd gerekend (25 mln) neerwaarts bij te stellen tot 5 mln. |
Een investeringsfonds is een verbonden partij, waarin de gemeente, vaak met andere partijen, participeert ter realisering van maatschappelijk rendement. Via een investeringsfonds investeert de gemeente in projecten met een hoog risicoprofiel, die op de reguliere kapitaalmarkt geen financiering kunnen aantrekken. Investeringsfondsen zijn daarmee risicovoller dan andere verbonden partijen (deelnemingen). Vanwege dit hoge risicoprofiel is tijdige en volledige terugbetaling door het fonds niet gegarandeerd. |
Bij projecten loopt de gemeente het risico op planschades en het nemen van compenserende maatregelen. Vooralsnog doet het risico zich bij een beperkt aantal projecten voor. Hierdoor ontstaan mogelijk kosten voor de gemeente om de voorgenomen projecten binnen de kaders in uitvoering kunnen brengen. De mate waarin is niet duidelijk. Om vertrouwelijkheid van informatie te waarborgen is ervoor gekozen om de afzonderlijke projectrisico’s gezamenlijk te presenteren. |
De Gezamenlijke Brandweer (GB) heeft voor de komende jaren een aanzienlijke verplichting ten aanzien van FLO-uitkeringen: de cumulatieve verplichting per jaareinde 2023 bedraagt € 23,9 mln. Gezien het feit dat deze verplichting in de komende jaren (binnen een bepaalde bandbreedte) min of meer gelijkblijvend is, hoeft hier volgens de BBV geen voorziening voor in de balans te hoeven worden opgenomen. Het is echter allesbehalve ondenkbaar dat in de komende jaren niet meer aan de voorwaarden om niet te voorzien in de balans kan worden voldaan, met als gevolg een forse voorziening en een (sterk) negatief eigen vermogen. Het bestuur van het OLGB is op de hoogte van dit risico. |
De werkzaamheden aan de Museumparkgarage en het daarop gelegen evenementendek zijn vertraagd.De aannemer diende het project conform contract 10 februari 2023 op te leveren. Tot op heden is dat nog niet gelukt. Mogelijk moet de gemeente tijdelijke maatregelen nemen om de geplande (en toegezegde) evenementen Tour de Femme en de Parade door te kunnen laten gaan. Dit is afhankelijk van de vorderingen die de aannemer de komende maanden maakt. De vorderingen bepalen ook de kosten van de maatregelen. |
| 25% | 0 | 9.600 | 2025 |
| 25% | 0 | 26.500 | 2026 |
| 25% | 0 | 54.000 | 2027 |
| 25% | 0 | 54.200 | 2028 |
Voor het terugdringen van de uitgaven voor jeugdhulp heeft het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond de Regionale Bestuursopdracht Kostenbeheersing (RBOK) verstrekt. Door de Uitvoeringsorganisatie van de GRJR is voor de invulling hiervan een maatregelenpakket opgesteld dat -rekening houdend met een ingroeipad - ertoe moet leiden dat vanaf 2027 de uitgaven zijn teruggebracht naar het niveau dat in 2023 werd gerealiseerd. Voorzichtigheidshalve wordt rekening gehouden met het risico dat de besparingen die uit het maatregelenpakket voortvloeien tegenvallen. |
| 35% | 0 | 13.300 | 2026 |
| 35% | 0 | 26.000 | 2027 |
| 35% | 0 | 26.300 | 2028 |
Rotterdam volgt hetzelfde besparingstempo als de Uitvoeringsorganisatie van de Gemeenschappelijke Regeling Jeugdhulp Rijnmond, alleen dan met een hoger ambitieniveau. Het doel is om de uitgaven terug te dringen naar het niveau dat in 2022 werd gerealiseerd. |
| 25% | 0 | 1.828 | 2026 |
| 25% | 0 | 1.140 | 2027 |
| 25% | 0 | 1.140 | 2028 |
De Regeling opvang ontheemden Oekraïne (RooO) schijft afspraken en richtlijnen voor die gemeenten inzetten ten behoeve van het opvangen van ontheemden. De bijdrage vanuit het Rijk voor de uitvoering van deze regeling is verlengd tot maart 2026. De huurcontracten zoals momenteel afgesloten eindigen na deze datum wat leidt tot een financieel risico. Op basis van de huidige inzichten bedraagt dit financiële risico voor Rotterdam € 520k in 2025 tot € 1.140k in 2028 met een risicopercentage van 25%. |
| 50% | 3.968 | 26.364 | 2026 e.v. |
Sinds het landelijk verbod (1-1-2023) op lachgas voor recreatief gebruik, vormen de lachgascilinders een probleem. Het statiegeldsysteem dat eerder van toepassing was, is sindsdien opgeheven waardoor er steeds meer wegwerplachgascilinders worden aangetroffen in het restafval. Dit heeft inmiddels geleid tot aanzienlijke schade aan verbrandingsovens van afvalverbranders waaronder ook AVR. Om te voorkomen dat lachgascilinders in de toekomst opnieuw schade veroorzaken, is het nodig lachgascilinders uit het afval te verwijderen voordat ze in de verbrandingsovens terecht komen. Volgens de acceptatievoorwaarden mag de gemeente geen afval aanleveren waarin zich lachgascilinders bevinden. Door de inzamelsystematiek met gesloten verzamelcontainers is het praktisch echter niet geheel mogelijk aan deze acceptatievoorwaarden te voldoen op het specifieke punt van lachgascilinders. Dit noopt AVR ertoe zelf de cilinders uit het afval te verwijderen. Het is dus niet ondenkbaar, dat AVR de kosten die zij maken om te vermijden dat de cilinders in hun installatie terecht komen en de schade die zij hebben geleden aan hun installatie, zullen trachten te verhalen op hun klanten. In beide gevallen zal de gemeente hierop afwijzend reageren. De extra kosten zullen effect hebben op het verwerkingstarief waarbij de vraag is waar dat te landen. Op het moment dat AVR de gemeente aansprakelijk zou gaan stellen voor de geleden schade gaat de gemeente dit gemotiveerd betwisten waarbij aansprakelijkheid van de gemeente zeker geen voldongen feit is. Op het moment dat na een ongetwijfeld langjarige juridische strijd de gemeente in het ongelijk zou worden gesteld en dus aansprakelijk is voor (een deel van) de schade gaat dit voor de gemeente een vooralsnog niet nader in te schatten financieel risico opleveren. |
Als gevolg van externe en interne ontwikkelingen is er een kans dat de begroting opwaarts moet worden bijgesteld. Er is echter sprake van verschillende onzekerheden, waardoor er geen robuuste inschatting kan worden gemaakt voor een begrotingsbijstelling. Daarom wordt dit als risico meegenomen in de financiële restrisico’s. Dit risico is voor € 25,0 mln opgenomen in 2024 met een kans van optreden van 50%. |