Jaarstukken 2024

Doel: Stabiele en rechtvaardige financiering van de gemeente

Paginanummer in website: 12

Doel: Stabiele en rechtvaardige financiering van de gemeente

 

Algemeen

Het gemeentefonds vanuit het Rijk is de grootste, jaarlijkse inkomstenbron van de gemeente. De ontwikkeling van het gemeentefonds bepaalt in belangrijke mate hoeveel financiële ruimte de gemeente heeft. Tot het gemeentefonds behoren de algemene uitkering, integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen. Met het geld kunnen gemeenten zelfstandig beleid voeren. Gemeenten moeten wel de hun wettelijk opgedragen taken betalen met het geld dat zij uit het gemeentefonds ontvangen. Het gaat bijvoorbeeld om de jeugdzorg en het verstrekken van bijstandsuitkeringen.


Minimaal 3 keer per jaar informeert het Rijk de gemeenten over het gemeentefonds:

•    in mei/juni op basis van de Voorjaarsnota van het Rijk;
•    in september op basis van de Miljoenennota van het Rijk;
•    in december op basis van de Najaarsnota van het Rijk.

 

Herziening gemeentefonds en onderhoud verdeling gemeentefonds

De onderlinge verdeling van het gemeentefonds tussen de gemeenten gebeurt op basis van verdeelmaatstaven. Deze maatstaven zijn kenmerken van gemeenten en hun inwoners, zoals het aantal inwoners, het aantal bijstandsgerechtigden, de oppervlakte en zo meer. Het Rijk stelt de maatstaven meerdere keren per jaar bij. Regelmatig vindt ook een herijking plaats om de verdeling tussen de gemeenten zo accuraat mogelijk te maken.

De laatste herijking van het verdeelmodel is doorgevoerd op 1 januari 2023. Voor gemeenten met een beperkte financiële draagkracht en een lagere sociaaleconomische status, waaronder Rotterdam, geldt tot en met 2025 een aangepaste ingroei om de gevolgen van deze herijking te verminderen. Met deze ingroei is meerjarig rekening gehouden in de begroting 2023. Het negatieve effect voor Rotterdam blijft hierdoor beperkt tot € 22,50 per inwoner voor de periode 2023 tot 2025. De verdeling van dit effect over de verschillende jaren is: € 5 per inwoner in 2023, € 7,50 per inwoner in 2024 en € 10 per inwoner in 2025.

Dit nieuwe verdeelmodel bevat ook een aantal nieuwe en gewijzigde maatstaven. Dit is een risico, omdat de ontwikkeling van bepaalde maatstaven voor Rotterdam kunnen afwijken van de landelijke ontwikkelingen. In 2023 was dit het geval voor de nieuwe maatstaf ‘huishoudens met een laag inkomen met drempel'. Ook in 2024 kent deze maatstaf een opmerkelijke ontwikkeling. Hoewel er al nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) beschikbaar waren, is deze maatstaf dit keer niet geactualiseerd in de gemeentefonds decembercirculaire 2024. In de begroting voor 2024 was er rekening mee gehouden dat, net als in 2023, ook in 2024 deze maatstaf geüpdatet zou worden in de decembercirculaire. Het Rijk heeft echter laten weten dat deze maatstaf die nog invloed heeft op de gemeentefondsuitkering 2024 pas wordt bijgewerkt in de meicirculaire 2025. Conform BBV-richtlijnen kan deze aanpassing pas in het resultaat van het gemeentefonds worden meegenomen wanneer deze wordt geactualiseerd in een circulaire. Dit zorgt ervoor dat het voorziene nadelige effect van het actualiseren van deze maatstaf niet kan worden meegenomen in het resultaat van het gemeentefonds van 2024. Dit heeft voor 2024 een positief effect op het gemeentefondsresultaat, maar vervolgens gaat dit hand in hand met een uitgesteld negatief effect in de meicirculaire 2025. Omdat dit een tijdelijk positief effect is, wordt in het raadsvoorstel voor de vaststelling van de Jaarstukken 2024 de gemeenteraad gevraagd in te stemmen met het voornemen om een aparte bestemmingsreserve in te stellen. Het Rijk heeft daarnaast aangegeven dat ze het onwenselijk vindt dat een maatstaf dermate grote schommelingen oplevert. Daarom is in de septembercirculaire 2024 aangekondigd dat deze maatstaf per 2025 gestabiliseerd wordt door meerjarige gemiddelden.

Volgens het raadsbesluit 23bb007699 wordt sinds 2023 het saldo van de taakmutaties, decentralisatie- en integratie-uitkeringen die zijn toegekend in de decembercirculaire rechtstreeks toegevoegd aan de Bestemmingsreserve Taakmutaties Gemeentefonds. Uit de decembercirculaire 2024 is € 5,9 mln aan deze bestemmingsreserve toegevoegd. 

 

Nieuw kabinet en overheveling specifieke uitkeringen

Halverwege 2024 zijn de onderhandelende partijen tot een Hoofdlijnenakkoord (HLA) gekomen en is het Kabinet Schoof aangetreden.

In de budgettaire bijlage van het Hoofdlijnenakkoord (HLA) staat het voornemen om per 2026 de meeste specifieke uitkeringen (SPUKS) over te hevelen naar het gemeentefonds, met een budgetkorting van 10%. Sinds 2018 is het aantal SPUKS fors gegroeid. De daarmee samenhangende administratieve en controlelasten zijn hierdoor sterk gestegen. Het is nog niet duidelijk welke SPUKS worden omgezet. Daardoor zijn de financiële effecten hiervan nog onduidelijk. De Tweede Kamer wordt naar verwachting voorjaar 2025 geïnformeerd over welke SPUKS omgezet kunnen worden. 

Tegelijkertijd staat in het HLA niets te lezen over de korting op het gemeentefonds vanaf 2026. Dit betekent dat er in dit HLA geen verdere stappen zijn gezet tot reparatie van de niet-taakgebonden korting op het gemeentefonds vanaf 2026. Bij het afsluiten van het coalitieakkoord Eén Stad in 2022, koos Rotterdam ervoor om deze korting op het gemeentefonds al in te passen. Daarmee is de balans tussen taken en middelen echter nog niet hersteld. Het aankaarten van dit onderwerp blijft daarom nodig. Het college heeft zich ook in 2024 onverminderd ingezet op dit onderwerp, en blijft dit ook doen zolang dit aan de orde is.

 

Wat hebben we in 2024 bereikt en gedaan?

Ook in 2024 trok de gemeente Rotterdam samen op met andere gemeenten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om in gesprek te gaan met het Rijk over gemeentefinanciën. De gesprekken in 2024 hebben een aantal resultaten opgeleverd die hieronder verder zijn toegelicht. 

In de Rijksvoorjaarsnota 2024 heeft het demissionaire kabinet-Rutte IV aangekondigd dat het de nieuwe financieringssystematiek van het gemeentefonds vervroegd is naar 2024. Deze invoering was eerder voorzien per 2027. De nieuwe systematiek vervangt de eerdere trap-op-trap-af-systematiek. In die trap-op-trap-af-systematiek hadden ontwikkelingen in de totale rijksuitgaven direct invloed op de hoogte van de algemene uitkering van het gemeentefonds. In de nieuwe systematiek is de omvang van het gemeentefonds gekoppeld aan de omvang van de Nederlandse economie. Het gemeentefonds wordt bijgesteld op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp):

1. De indexatie voor volumeontwikkelingen wordt gebaseerd op een 8-jaars historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product (bbp). In dit volumedeel zit ook de stijging van lonen door volumegroei van de economie.

2. De bijstelling van het gemeentefonds voor inflatie vindt plaats op basis van het prijs bruto binnenlands product (pbbp) van het lopende jaar.

Het Rijk compenseert nadelige gevolgen van de vervroegde overgang naar deze nieuwe bbp-systematiek. Deze compensatie geldt voor de jaren 2024 tot 2029. Voor 2025 geldt de compensatie slechts gedeeltelijk en is er sprak van een eenmalige korting van € 675 mln op landelijk niveau. 

Tegenover deze eenmalige korting staan ook structurele extra middelen voor gemeenten vanuit het Rijk. Zo is afgesproken dat de verdere oploop van de opschalingskorting definitief wordt geschrapt. Dit heeft voor gemeenten een positief effect van € 675 mln per jaar vanaf 2026. Met het vervallen van deze korting was al rekening gehouden in de Voorjaarsnota 2024.

Daarnaast heeft het ministerie van Financiën middelen gereserveerd om boven op de bbp-systematiek een aanvullende indexering te voorzien voor de effecten van de kosten- en demografische ontwikkelingen verbonden aan de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dit omdat in de toekomst een (nader te bepalen deel van) de Wmo niet langer via de algemene uitkering van het gemeentefonds zal lopen. In totaal gaat het om een jaarlijkse tranche van € 75 mln. Deze tranche loopt vanaf 2026 op tot € 300 mln in 2029 landelijk. Deze middelen zijn bij de septembercirculaire toegevoegd aan het gemeentefonds en verdeeld over de gemeenten. 

Het nieuwe verdeelmodel voor het gemeentefonds is geen eindstation en vraagt continu onderhoud. In 2024 liepen er in dat kader onderzoeken naar gemeentelijke kenmerken als grootstedelijkheid, centrumfunctie sociaal domein en overige eigen middelen. Net als bij de herijking die in 2023 is ingegaan, kunnen de resultaten van een herijking voor individuele gemeenten betekenen dat zij een voor- of nadeel ondervinden van een nieuwe verdeling. Op dit moment is het nog niet mogelijk om een inschatting te maken van de uitkomsten en de mogelijke - financiële - gevolgen van de nu lopende onderzoeken.